Nauka niderlandzkiego: T?umaczenie i analiza trzech dzie? Nescio po holendersku
Шрифт:
VI. Strijd met het dagelijks leven – Walka z codziennym zyciem (Strijd met het dagelijks leven – walka z codziennym zyciem, Walka z codziennym zyciem – Walka z codziennym zyciem)
Voor ik verder ga wil ik even vertellen dat ook mijn manuscripten door m'n vrouw worden overgeschreven en dat ze de poezie in dit verhaal niet begrijpt. (Zanim pojde dalej, chce powiedziec, ze moje rekopisy sa przepisywane przez moja zone i ze nie rozumie ona poezji w tej opowiesci; Voor ik verder ga – zanim pojde dalej, wil ik even vertellen – chce powiedziec, dat ook mijn manuscripten door m'n vrouw worden overgeschreven – ze moje rekopisy sa przepisywane przez moja zone, en dat ze de poezie in dit verhaal niet begrijpt – i ze nie rozumie ona poezji w tej opowiesci). Dat Coba coquetteerde vindt ze niet zoo erg, dat kwam doordat 't dichtertje haar verwaarloosde. (To, ze Coba kokietowala, nie jest dla niej tak zle, bo to wyniklo z zaniedbania jej przez poete; Dat Coba coquetteerde – to, ze Coba kokietowala, vindt ze niet zoo erg – nie jest dla niej tak zle, dat kwam doordat 't dichtertje haar verwaarloosde – bo to wyniklo z zaniedbania jej przez poete). Die dame in de tram had een klap op haar gezicht moeten hebben en 't dichtertje ook. (Ta dama w tramwaju powinna byla dostac w twarz, a poeta tez; Die dame in de tram – ta dama w tramwaju, had een klap op haar gezicht moeten hebben – powinna byla dostac w twarz, en 't dichtertje ook – a poeta tez). Gek, in andere verhalen vindt ze zulke dingen niet zoo erg. (Dziwne, w innych opowiesciach nie uwaza takich rzeczy za tak zle; Gek, in andere verhalen – dziwne, w innych opowiesciach, vindt ze zulke dingen niet zoo erg – nie uwaza takich rzeczy za tak zle). 'k Denk dat 't komt doordat ik dit geschreven heb. (Mysle, ze to dlatego, ze to ja to napisalem; 'k Denk dat 't komt – mysle, ze to dlatego, doordat ik dit geschreven heb – ze to ja to napisalem). Ze moet toch den auteur weten te onderscheiden van meneer Nescio, maar dat gaat haar te hoog. (Musi umiec odroznic autora od pana Nescio, ale to ja przerasta; Ze moet toch den auteur weten te onderscheiden – musi umiec odroznic autora, van meneer Nescio – od pana Nescio, maar dat gaat haar te hoog – ale to ja przerasta). De situatie is voor mij pijnlijk, mijn huiselijk geluk is ietwat gestoord, toch ga ik door. (Sytuacja jest dla mnie bolesna, moje domowe szczescie jest nieco zaklocone, ale kontynuuje; De situatie is voor mij pijnlijk – sytuacja jest dla mnie bolesna, mijn huiselijk geluk is ietwat gestoord – moje domowe szczescie jest nieco zaklocone, toch ga ik door – ale kontynuuje).
Daar wandelt de God van Nederland weer op 't Damrak over 't gloeiende asfalt. (Tam znowu przechadza sie Bog Holandii na Damraku po goracym asfalcie; Daar wandelt de God van Nederland – tam przechadza sie Bog Holandii, weer op 't Damrak over 't gloeiende asfalt – znowu na Damraku po goracym asfalcie). Weer heeft hij 't zelfde bruinige pak aan en denzelfden hoed op en schilfertjes op z'n kraag. (Znow ma na sobie ten sam brazowy garnitur i ten sam kapelusz, z luskami na kolnierzu; Weer heeft hij 't zelfde bruinige pak aan – znow ma na sobie ten sam brazowy garnitur, en denzelfden hoed op – i ten sam kapelusz, en schilfertjes op z'n kraag – z luskami na kolnierzu). Nu heeft hij een zakdoek om z'n boordje gelegd, voor 't zweten. (Teraz ma chusteczke wokol kolnierza, zeby sie nie pocic; Nu heeft hij een zakdoek om z'n boordje gelegd – teraz ma chusteczke wokol kolnierza, voor 't zweten – zeby sie nie pocic). Z'n wandelstok zetti een heel eind van z'n lichaam neer. (Jego laska stoi daleko od jego ciala; Z'n wandelstok zetti een heel eind van z'n lichaam neer – jego laska stoi daleko od jego ciala). Z'n grauwige bakkebaarden wandelen mee. (Jego szare bokobrody ida razem z nim; Z'n grauwige bakkebaarden – jego szare bokobrody, wandelen mee – ida razem z nim).
God van hemel en aarde, van land en zee, neem deze benauwenis van mij weg, schep 'm op uw eene hand van 't Damrak en leg 'm zoetjes neer op een belt, bij blauwe pannen zonder bodems en vertrapte blikjes en verroeste hoepels van vaten en asch en garnalendoppen, ergens waar ik nooit kom. (Boze nieba i ziemi, ladu i morza, zabierz ode mnie to przygnebienie, podnies je jedna reka z Damraku i poloz je delikatnie na haldzie, przy niebieskich garnkach bez dna i zdeptanych puszkach oraz zardzewialych obreczach beczek i popiele oraz lupinach krewetek, gdzies, gdzie nigdy nie bywam; God van hemel en aarde, van land en zee – Boze nieba i ziemi, ladu i morza, neem deze benauwenis van mij weg – zabierz ode mnie to przygnebienie, schep 'm op uw eene hand van 't Damrak – podnies je jedna reka z Damraku, en leg 'm zoetjes neer op een belt – i poloz je delikatnie na haldzie, bij blauwe pannen zonder bodems en vertrapte blikjes en verroeste hoepels van vaten en asch en garnalendoppen – przy niebieskich garnkach bez dna i zdeptanych puszkach oraz zardzewialych obreczach beczek i popiele oraz lupinach krewetek, ergens waar ik nooit kom – gdzies, gdzie nigdy nie bywam).
Nu kan mijn geest mijn verdomde zelf verlaten en recht naar boven gaan als blauwe rook in een stillen zomeravond, als een verre koe klagelijk loeit. (Teraz moj duch moze opuscic moje przeklete ja i wzniesc sie prosto w gore jak niebieski dym w cichy letni wieczor, jak daleka krowa zalosnie ryczy; Nu kan mijn geest mijn verdomde zelf verlaten – teraz moj duch moze opuscic moje przeklete ja, en recht naar boven gaan als blauwe rook in een stillen zomeravond – i wzniesc sie prosto w gore jak niebieski dym w cichy letni wieczor, als een verre koe klagelijk loeit – jak daleka krowa zalosnie ryczy).
En nu is alles weg dat geweest is en ik ben Dora en in een nieuwe wereld, die dezelfde is als de oude, maar gezien van de voeten des Vaders, van waar ik ook neerzie op Dora, die ikzelf ben, een vrouw nu, een meisje, zoolang de genade duurt. (A teraz wszystko, co bylo, zniknelo i jestem Dora w nowym swiecie, ktory jest taki sam jak stary, ale widziany z perspektywy stop Ojca, skad rowniez patrze na Dore, ktora jestem, kobieta teraz, dziewczyna, dopoki trwa laska; En nu is alles weg dat geweest is – a teraz wszystko, co bylo, zniknelo, en ik ben Dora en in een nieuwe wereld – i jestem Dora w nowym swiecie, die dezelfde is als de oude – ktory jest taki sam jak stary, maar gezien van de voeten des Vaders – ale widziany z perspektywy stop Ojca, van waar ik ook neerzie op Dora, die ikzelf ben – skad rowniez patrze na Dore, ktora jestem, een vrouw nu, een meisje, zoolang de genade duurt – kobieta teraz, dziewczyna, dopoki trwa laska).
En zooals de wereld thans nieuw is voor mij, zoo lag ze nieuw en maagdelijk en goedertieren uitgespreid voor Dora na dien dag. (A tak jak swiat jest teraz nowy dla mnie, tak lezal nowy, dziewiczy i dobroduszny przed Dora tamtego dnia; En zooals de wereld thans nieuw is voor mij – a tak jak swiat jest teraz nowy dla mnie, zoo lag ze nieuw en maagdelijk en goedertieren uitgespreid voor Dora na dien dag – tak lezal nowy, dziewiczy i dobroduszny przed Dora tamtego dnia). O, ze aanvaardde 't wonder, maar ze begreep 't niet en ze begreep zich zelven niet, zooals de aarde zich zelve niet begrijpt, waaruit 't koren groeit, dat groen is en geel wordt en wordt gemaaid en de hooge garven staan op de gele stoppels en de aarde weet er niet van. (O, przyjela ten cud, ale go nie rozumiala i nie rozumiala samej siebie, tak jak ziemia nie rozumie samej siebie, z ktorej rosnie zboze, ktore jest zielone, a potem zolknie i jest koszone, a wysokie snopy stoja na zoltych scierniskach i ziemia o tym nie wie; O, ze aanvaardde 't wonder – o, przyjela ten cud, maar ze begreep 't niet en ze begreep zich zelven niet – ale go nie rozumiala i nie rozumiala samej siebie, zooals de aarde zich zelve niet begrijpt – tak jak ziemia nie rozumie samej siebie, waarin 't koren groeit, dat groen is en geel wordt en wordt gemaaid – z ktorej rosnie zboze, ktore jest zielone, a potem zolknie i jest koszone, en de hooge garven staan op de gele stoppels – a wysokie snopy stoja na zoltych scierniskach, en de aarde weet er niet van – i ziemia o tym nie wie).
En haar borsten werden grooter, ze bewogen bij 't loopen. (A jej piersi rosly, poruszaly sie podczas chodzenia; En haar borsten werden grooter – a jej piersi rosly, ze bewogen bij 't loopen – poruszaly sie podczas chodzenia). Toch was ze een tenger meisje met een duidelijk kuiltje in haar hals, met duidelijke peesjes en 't begin van haar sleutelbeenderen duidelijk afgeteekend, net als haar zuster. (Jednak byla delikatna dziewczyna z wyraznym zaglebieniem w szyi, z wyraznymi sciegnami i poczatkiem jej obojczykow wyraznie zarysowanymi, tak jak jej siostra; Toch was ze een tenger meisje – jednak byla delikatna dziewczyna, met een duidelijk kuiltje in haar hals – z wyraznym zaglebieniem w szyi, met duidelijke peesjes en 't begin van haar sleutelbeenderen duidelijk afgeteekend – z wyraznymi sciegnami i poczatkiem jej obojczykow wyraznie zarysowanymi, net als haar zuster – tak jak jej siostra). En als ze 't hoofd op zij deed, zag je een diep kuiltje op haar schouder als ze haar losse kiel aan had, die vierkant was uitgesneden. (A gdy odwracala glowe na bok, widzialo sie glebokie zaglebienie na jej ramieniu, gdy miala na sobie luzna bluzke, ktora byla kwadratowo wycieta; En als ze 't hoofd op zij deed – a gdy odwracala glowe na bok, zag je een diep kuiltje op haar schouder – widzialo sie glebokie zaglebienie na jej ramieniu, als ze haar losse kiel aan had – gdy miala na sobie luzna bluzke, die vierkant was uitgesneden – ktora byla kwadratowo wycieta). In haar bruine gezichtje waren haar oogen zoo wit en zoo donker blauw. (W jej brazowej twarzy oczy byly tak biale i tak ciemnoniebieskie; In haar bruine gezichtje – w jej brazowej twarzy, waren haar oogen zoo wit en zoo donker blauw – oczy byly tak biale i tak ciemnoniebieskie). Het wit was zooals ik eens de bevroren Zuiderzee gezien heb. (Biel byla jak ta, ktora kiedys widzialem na zamarznietym Zuiderzee; Het wit was zooals ik eens de bevroren Zuiderzee gezien heb – biel byla jak ta, ktora kiedys widzialem na zamarznietym Zuiderzee). Maar uit 't blauw scheen al de warmte van haar lijfje, dat toch niet koeler werd. (Ale z blekitu promieniowalo cale cieplo jej ciala, ktore jednak nie stawalo sie chlodniejsze; Maar uit 't blauw scheen al de warmte van haar lijfje – ale z blekitu promieniowalo cale cieplo jej ciala, dat toch niet koeler werd – ktore jednak nie stawalo sie chlodniejsze). En als ze dan met haar handjes op haar rug stond, stevig op de beenen, de voeten een eindje van elkaar, dan zag je de punten van haar schouderbladen en een holte daartusschen, als een gedicht, die de gedachten trok naar verten, als een rivier, die gestrekt ligt, ver, en zich dan wendt en waarvan je 't eind niet ziet. (A kiedy stala z rekami na plecach, mocno na nogach, stopy troche od siebie, widzialo sie czubki jej lopatek i zaglebienie miedzy nimi, jak wiersz, ktory przyciagal mysli do oddali, jak rzeka, ktora lezy daleko, a potem sie skreca i ktorej konca nie widzisz; En als ze dan met haar handjes op haar rug stond – a kiedy stala z rekami na plecach, stevig op de beenen, de voeten een eindje van elkaar – mocno na nogach, stopy troche od siebie, dan zag je de punten van haar schouderbladen en een holte daartusschen – widzialo sie czubki jej lopatek i zaglebienie miedzy nimi, als een gedicht – jak wiersz, die de gedachten trok naar verten – ktory przyciagal mysli do oddali, als een rivier – jak rzeka, die gestrekt ligt, ver, en zich dan wendt – ktora lezy daleko, a potem sie skreca, en waarvan je 't eind niet ziet – i ktorej konca nie widzisz). En als ze haar hals boog, ze droeg 't haar nu opgenomen, dan keek de God van hemel en aarde even op van z'n eeuwige contemplatie der eeuwige landen en zeeen en leunde z'n hoofd op z'n rechterhand, die steunde op z'n dij, de duim onder den kin en de wijsvinger langs zijn wang en aanschouwde het bruine knobbeltje boven de holte, die een gedicht was en de kleine haartjes die glinsterden in de zon en glimlachte. (A kiedy pochylala szyje, teraz miala wlosy spiete, wtedy Bog nieba i ziemi spojrzal na chwile ze swojej wiecznej kontemplacji wiecznych ziem i morz i oparl glowe na prawej rece, ktora opierala sie na udzie, kciuk pod broda, a palec wskazujacy wzdluz policzka, i podziwial brazowy guziczek nad zaglebieniem, ktory byl wierszem, i male wloski, ktore lsnily w sloncu, i usmiechnal sie; En als ze haar hals boog – a kiedy pochylala szyje, ze droeg 't haar nu opgenomen – teraz miala wlosy spiete, dan keek de God van hemel en aarde even op – wtedy Bog nieba i ziemi spojrzal na chwile, van z'n eeuwige contemplatie der eeuwige landen en zeeen – ze swojej wiecznej kontemplacji wiecznych ziem i morz, en leunde z'n hoofd op z'n rechterhand – i oparl glowe na prawej rece, die steunde op z'n dij – ktora opierala sie na udzie, de duim onder den kin en de wijsvinger langs zijn wang – kciuk pod broda, a palec wskazujacy wzdluz policzka, en aanschouwde het bruine knobbeltje boven de holte – i podziwial brazowy guziczek nad zaglebieniem, die een gedicht was – ktory byl wierszem, en de kleine haartjes die glinsterden in de zon – i male wloski, ktore lsnily w sloncu, en glimlachte – i usmiechnal sie). Daarna keek hij weer ernstig langs z'n voeten en zag zijn Rijn wenden tusschen zijn bergen en peinsde: "Hoe was hij er ook weer toe gekomen, 't Duitsche rijk te laten stichten? Die Pruisen....." (Potem znowu powaznie spojrzal wzdluz swoich stop i zobaczyl, jak jego Ren kreci sie miedzy jego gorami i rozmyslal: "Jak to sie stalo, ze pozwolil zalozyc Cesarstwo Niemieckie? Ci Prusacy…"; Daarna keek hij weer ernstig langs z'n voeten – potem znowu powaznie spojrzal wzdluz swoich stop, en zag zijn Rijn wenden tusschen zijn bergen – i zobaczyl, jak jego Ren kreci sie miedzy jego gorami, en peinsde: "Hoe was hij er ook weer toe gekomen – i rozmyslal: "Jak to sie stalo, ze pozwolil, 't Duitsche rijk te laten stichten? Die Pruisen....." – zalozyc Cesarstwo Niemieckie? Ci Prusacy…").
En z'n edel, hareloos gelaat versomberde, er kwamen twee diepe plooien boven z'n rechten sterken neus. (A jego szlachetna, bezwlosa twarz posmutniala, pojawily sie dwie glebokie zmarszczki nad jego prostym, mocnym nosem; En z'n edel, hareloos gelaat versomberde – a jego szlachetna, bezwlosa twarz posmutniala, er kwamen twee diepe plooien boven z'n rechten sterken neus – pojawily sie dwie glebokie zmarszczki nad jego prostym, mocnym nosem).
Maar zij dacht aan geen Pruisen. (Ale ona nie myslala o Prusakach; Maar zij dacht aan geen Pruisen – ale ona nie myslala o Prusakach). Zij dacht hoe een lieven man haar zuster had en dat 't goed was van haar zwager te houden. (Myslala o tym, jakiego kochanego mezczyzne miala jej siostra i ze dobrze jest kochac swojego szwagra; Zij dacht hoe een lieven man haar zuster had – myslala o tym, jakiego kochanego mezczyzne miala jej siostra, en dat 't goed was van haar zwager te houden – i ze dobrze jest kochac swojego szwagra). Hij was toch haar broer. (Byl przeciez jej bratem; Hij was toch haar broer – byl przeciez jej bratem). En een dichter. (I poeta; En een dichter – i poeta). Dat had Coba haar verteld. (Tak jej powiedziala Coba; Dat had Coba haar verteld – tak jej powiedziala Coba). En een dichter dat was een van hen, die God lief had. (A poeta to ktos, kogo Bog kochal; En een dichter dat was een van hen – a poeta to ktos z tych, die God lief had – kogo Bog kochal). Dat had ze in een boek gelezen. (Tak przeczytala w ksiazce; Dat had ze in een boek gelezen – tak przeczytala w ksiazce).
Ze was nu zoo oud, dat ze verheven boeken las met een mondje vol chocola en de rest van de reep op 't tafeltje. (Byla teraz w takim wieku, ze czytala wzniosle ksiazki z ustami pelnymi czekolady, a reszta tabliczki lezala na stoliku; Ze was nu zoo oud – byla teraz w takim wieku, dat ze verheven boeken las – ze czytala wzniosle ksiazki, met een mondje vol chocola en de rest van de reep op 't tafeltje – z ustami pelnymi czekolady, a reszta tabliczki lezala na stoliku).
Als zij ook eens dichten kon of–schrijven. (Gdyby tylko mogla pisac wiersze lub proze; Als zij ook eens dichten kon of– -schrijven – gdyby tylko mogla pisac wiersze lub proze). Een boek over jonge liefde. (Ksiazka o mlodej milosci; Een boek over jonge liefde – ksiazka o mlodej milosci). Jonge liefde, daar las je toen veel van. (Mloda milosc, wtedy duzo o tym czytano; Jonge liefde – mloda milosc, daar las je toen veel van – wtedy duzo o tym czytano). En als ze 's avonds aan den IJseldijk lag, de fiets naast haar plat in 't gras, met een grasje in haar mond, dat ze om en om draaide en over 't water keek, waar 't zeil van een tjalk met geraas zakte langs den mast en slap viel, dan probeerde ze het. (A kiedy wieczorem lezala na walach Ijssel, rower obok niej plasko na trawie, z zdzblem trawy w ustach, ktore obracala i patrzyla na wode, gdzie zagiel szalupy z halasem opadal wzdluz masztu i opadal bezwladnie, probowala pisac; En als ze 's avonds aan den IJseldijk lag – a kiedy wieczorem lezala na walach Ijssel, de fiets naast haar plat in 't gras – rower obok niej plasko na trawie, met een grasje in haar mond, dat ze om en om draaide – z zdzblem trawy w ustach, ktore obracala, en over 't water keek – i patrzyla na wode, waar 't zeil van een tjalk met geraas zakte langs den mast en slap viel – gdzie zagiel szalupy z halasem opadal wzdluz masztu i opadal bezwladnie, dan probeerde ze het – probowala pisac). Maar er kwam niet veel. (Ale niewiele wychodzilo; Maar er kwam niet veel – ale niewiele wychodzilo). Ze werd wel heel week van binnen, haar hartje en haar longetjes werden zoo groot en zoo weemoedig vol. (Robila sie bardzo miekka w srodku, jej serce i pluca stawaly sie takie wielkie i pelne melancholii; Ze werd wel heel week van binnen – robila sie bardzo miekka w srodku, haar hartje en haar longetjes werden zoo groot en zoo weemoedig vol – jej serce i pluca stawaly sie takie wielkie i pelne melancholii). Ze voelde 't avondlandschap in haar ruggestreng van boven tot onder. (Czula wieczorny krajobraz w swoim kregoslupie od gory do dolu; Ze voelde 't avondlandschap in haar ruggestreng van boven tot onder – czula wieczorny krajobraz w swoim kregoslupie od gory do dolu). De koeien, die in 't water stonden en dronken en zichzelf zagen, 't rammelen van de ankerketting, 't licht dat opgetrokken werd aan den mast van de tjalk, ze brachten tranen in haar groote oogen. (Krowy, ktore staly w wodzie, pily i widzialy siebie, brzek lancucha kotwicznego, swiatlo, ktore bylo podnoszone na maszt szalupy, wywolywaly lzy w jej duzych oczach; De koeien, die in 't water stonden en dronken en zichzelf zagen – krowy, ktore staly w wodzie, pily i widzialy siebie, 't rammelen van de ankerketting – brzek lancucha kotwicznego, 't licht dat opgetrokken werd aan den mast van de tjalk – swiatlo, ktore bylo podnoszone na maszt szalupy, ze brachten tranen in haar groote oogen – wywolywaly lzy w jej duzych oczach). Maar er kwam niets. (Ale nic nie wychodzilo; Maar er kwam niets – ale nic nie wychodzilo). 't Grasje in haar mond spleet ze in de lengte met haar twee nageltjes, maar er kwam niets. (Zdzblo trawy w jej ustach rozdzielala wzdluz dwoma paznokciami, ale nic nie wychodzilo; 't Grasje in haar mond – zdzblo trawy w jej ustach, spleet ze in de lengte met haar twee nageltjes – rozdzielala wzdluz dwoma paznokciami, maar er kwam niets – ale nic nie wychodzilo).